Sportiviteit

“Amateurvoetbal moet uitsluitend ontspanning blijven en is daarom slechts middel, geen doel! Er zijn belangrijker zaken die onze toekomst bepalen en al onze energie opeisen.” Met deze openingszin zullen ongetwijfeld een heleboel hoofdtrainers bestuursleden en fanatieke sporters het niet eens zijn. Ik leg ook nadrukkelijk de klemtoon op het eerste deel ‘Amateur’ Op het moment dat er met de geldbuidel wordt gerinkeld kan dat al heel veel veranderen aan de manier van sportbeleving.

Het voetballen beschouwen we dus als een doodgewone, weliswaar nuttige en welkome afwisseling, die ons naast persoonlijk plezier de grote voordelen biedt, dat de sportieve eigenschappen veel voor onze karaktervorming kunnen betekenen. Onafscheidelijk verbonden met de sport, is het begrip sportiviteit. Deze eigenschap is niet zo eenvoudig en nauwkeurig te definiëren. Toch weet iedereen wat men eronder verstaat en ook is duidelijk dat het niets te maken heeft met techniek of tactiek. Het houdt geen verband met de prestaties van de spelers in het veld.

Sportiviteit doelt uitsluitend op het karakter van de sportbeoefenaar, is het resultaat van een goede, tactvolle, sportieve opvoeding en heeft niets te maken met het uiterlijk van de betrokkene. Vaak hoor je personen die zich onderscheiden door sportief gekleed te gaan en zich bovendien onderscheiden door lenigheid en een goede lichaamsbouw, met het woord sportief bestempeld worden. Maar hier wordt de gevoelswaarde van het begrip ‘sportiviteit’ als karaktereigenschap miskend.

Sportiviteit verkrijgt men alleen via opvoeding!

De jeugdleider/trainer kan hier heel veel bijdragen, en met name door het goede voorbeeld te geven. Zijn voorbeeld dat de spelers tot navolging inspireren, waardoor ze de regels van de sportiviteit tenslotte bijna automatisch zullen toepassen. Door het geven van een aantal speciale richtlijnen, die de spelers en vooral ook de aanvoerder, zonder al te veel inspanning kunnen toepassen, proberen we het werk voor de jeugdleider te vergemakkelijken. Deze richtlijnen, die geheel op de praktijk zijn ingesteld, hebben opvoedkundige waarde en zijn als zodanig dan ook van het grootste belang. Eerder hebben we al eens aangegeven dat het spel de opvoeding vergemakkelijkt en juist daarom is een vereniging (voetbalclub) hiervoor een prima gelegenheid. Accent leggen op de technische mogelijkheden van de voetballer moeten we in eerste instantie dan ook – en dit kunnen we niet genoeg benadrukken – als een bijkomstigheid beschouwen. Slagen we erin van onze pupillen naast mannen van karakter ook nog goede voetballers te maken, dan betekent dit extra winst. Nu volgt een aantal adviezen voor de spelers als een soort leidraad voor sportief gedrag:

1. Beheers je onder alle omstandigheden

Een van de basisregels van sportiviteit, maar tegelijkertijd voor veel spelers ook een van de moeilijkste. Als je eens wat stevig van de bal wordt gezet, verlies dan nooit je zelfbeheersing, ook niet wanneer de scheidsrechter dit geval onbestraft laat. Laatstgenoemde, die er meestal gunstiger voorstaat dan de speler zelf, moet ook met andere bijzonderheden rekening houden, iets wat men zo snel vergeet. Was er opzet in het spel; bleef de partij van de betrokken speler in balbezit, gaf deze speler er misschien zelf aanleiding toe, door zijn tegenstander, die de duw gaf, onnodig te hinderen, enz.. Al deze omstandigheden zijn voor de scheidsrechter beslissend, of er al of niet gestraft zal worden. En zelfs al zou de scheidsrechter zich inderdaad vergissen – hij is ook maar een mens – dan nog mag je daar nooit blijk van geven, niet ten opzichte van de scheidsrechter en niet ten opzichte van je tegenspeler. Iedere wraakgedachte of ongeoorloofde vergeldingsregel moet worden vermeden. Je bezorgt jezelf, je team en je vereniging een goede naam, en een correcte houding komt ook je spel ten goede. Van prestaties komt bitter weinig terecht als je de verdere wedstrijd alleen maar op je tegenstander gaat lopen letten. Een handige slimme tegenspeler zou van dit concentratieverlies zelfs dankbaar profiteren.

2. Berust altijd in de beslissingen van de scheidsrechter

De scheidsrechter (we zeiden het al bij punt 1) heeft bij het nemen van zijn beslissingen met meer dingen rekening te houden en kan zich zelfs vergissen. Niettemin kan iedereen ervan verzekerd zijn, dat de scheidsrechter strikt neutraal is en als zodanig ons aller respect volkomen verdient. Wel kan het voorkomen dat hij er enige malen met zijn beslissingen naast zit en deze fouten toevallig de ene partij in sterkere mate benadelen. Als in zo’n geval de leken onder het publiek hem dan van partijdigheid beschuldigen, zou het niet pleiten voor deskundigheid van de speler zelf, wanneer ze dit al te naïeve standpunt klakkeloos zouden delen. Zolang de bal rolt en scheidsrechters zijn aangesteld, om het spel te leiden, is er onderzoek gedaan naar partijdigheid van scheidsrechters. Uit al die onderzoeken komt naar voren dat maar bij zeer hoge uitzondering gesproken kan worden van echte partijdigheid. Een scheidsrechter kan onvoldoende of zwak leiding geven, maar dat is nog iets anders als partijdigheid. De scheidsrechter die zijn taak uit liefhebberij vervult probeert de hem toevertrouwde wedstrijd naar eer en geweten te leiden en er het beste van te maken. Alleen al door deze serieuze poging verdient hij de volle waardering van de spelers en .. van het publiek, die hem helaas maar al te vaak verkeerd beoordelen. Een ieder dient te beseffen dat zonder de inzet van deze mensen er helemaal geen voetbal zou kunnen worden gespeeld.

3. Probeer nooit een beslissing bij de scheidsrechter te forceren

Je ziet voorhoedespelers die in de buurt van het doel van de tegenpartij zichzelf laten vallen een vrije trap of een strafschop willen ‘versieren’. Deze ‘schwalbes’ voeren ze vaak uit noodzaak uit omdat ze zichzelf door een te lange soloactie in de problemen hebben gebracht. Grappig is dan nog dat je deze toneelspelers, op de grond liggend, schuin naar de scheidsrechter ziet kijken om met een smekende blik de echtheid van de overtreding aan te zetten. Als vervolgens de scheidsrechter hier niet op in gaat, maakt de smekende blik plaats voor luidruchtig protest. Even later loopt de ‘aangeslagen’ aanvaller weer als een kievit over het veld. Helaas zien we dit soort acties iedere keer weer. De (in dit geval) negatieve invloed van televisie doet hier ook geen goed aan. Dat imitatiegedrag ook hier volgt is onvermijdelijk. Deze maniertjes om je tegenstander te overwinnen, vallen alleen maar te betreuren. Belangrijk is ook dat de trainers en begeleiders van spelers die zich hier schuldig aan maken zelf daartegen optreden. Sommige spelers zijn er zelfs trots op, ‘dat hij het vanmiddag weer zo handig deed, en dat het jammer was, dat de scheids er niet invloog’!

Appelleer nooit!

Iets minder irritant, maar wel onsportief is het appelleren. Verdedigers die de buitenspelval hanteren, steken maar al te vaak hun hand op, om de arbiter op buitenspel te attenderen. Deze handelswijze is hinderlijk en ook ongeoorloofd. Sommige verdedigers hebben daar zo’n ‘handje’ van dat ze zelfs alleen nog maar blijven staan en niet meer achter hun tegenstander aan gaan als de scheidsrechter het appel negeert. Na de actie volgt dan een storm van protest. Ook bij ingooien en ballen over de achterlijn maken steeds meer spelers er een sport van om standaard te appelleren voor eigen balbezit. Een hele zinloze en doorzichtige manier van de boel in de maling nemen, die uiteindelijk alleen maar tegen je kan werken.

4. Speel nooit door, als de scheidsrechter heeft gefloten.

Sommige spelers, die op dat moment een gunstige schietpositie hebben, proberen dan nog een doelpunt te maken. Dit is onsportief, het heeft geen enkele zin, en houdt bovendien het spel onnodig op.

5. Trap of werp de bal nooit weg, als je tegenstander een vrije schop mag nemen, of moet ingooien.

Als dit gebeurt in een drift als reactie op een door de betrokken speler niet begrepen beslissing van de scheidsrechter, maakt hij zich zelfs aan wangedrag schuldig. Als spelers tot deze daad komen om tijd te winnen en je beter te kunnen opstellen, dan toon je je evenmin sportief. Wanneer hierdoor de onderlinge verstandhouding minder prettig gaat worden , ben je hiervan zelf de oorzaak. In dit opzicht kun je juist een prachtig voorbeeld geven, dat de naam van de club ten goede komt, door de bal even op te halen als je die voor het laatst geraakt hebt of toch in de buurt bent. We voorkomen dan incidenten.

6. Geef steeds het goede voorbeeld

Dit geldt voor iedere speler van het elftal, maar speciaal voor de aanvoerder. Een goed voorbeeld inspireert de minder sterke tot navolging en verhoogt daardoor het algeheel effect. Vooral de jeugd heeft een prikkel, een stimulans, nodig om zoveel mogelijk energie te kunnen ontwikkelen. Juist de aanvoerders kunnen hier veel bereiken. Zij moeten in alles blijk geven van een sportieve opvatting, waardoor ze op hun teamgenoten een moreel overwicht uitoefenen, dat niet allen wordt verkregen door goed spel alleen. Een goede aanvoerder hoeft niet perse een van de betere spelers te zijn!

7. Luister naar de aanvoerder

Gehoorzamen is een deugd, die in ieder opvoedingssysteem een uiterst belangrijke plaats inneemt, zeker als het een grote groep jongeren betreft, die in verenigingsverband een gezamenlijk doel nastreven. Voor een ordelijk regelmatig verloop van het clubleven kunnen wij deze karaktereigenschappen zeker niet missen. Zo zal het ook nodig zijn, dat binnen de kalklijnen een geest van discipline en orde heerst. En hoewel de aanvoerder als vertegenwoordiger van het elftal tot taak heeft hier op te letten, zijn ook medespelers hiervoor verantwoordelijk. Bij iedere eventuele verstoring grijpt hij onmiddellijk in. Tijdens het spel is hij de enige die het in het veld voor het zeggen heeft. Daarom moet deze persoon over voldoende verantwoordelijkheidsbesef en inzicht beschikken, om steeds doeltreffende maatregelen te kunnen nemen. De spelers helpen hem hierbij en vergemakkelijken daardoor zijn taak. Zij doen dit op de beste manier, door hem steeds dadelijk te gehoorzamen, ook al lijkt de genomen beslissing op dat moment in hun ogen niet terecht. Met een gezonde teamgeest alleen bereik je al meer dan met een technisch overwicht zonder goede wil en gehoorzaamheid!

8. Kom nooit te laat en laat je medespelers vooral nooit in de steek!

Te laat komen is altijd een nare gewoonte. Bovendien verstoort het danig de voorbereiding en concentratie op de wedstrijd. Meestal is te laat komen een gevolg van een tekort aan verantwoordelijkheidsgevoel. Een uiting van gemakzucht en slapte. Meestal is het een kwestie van enige minuten. Toch is het zo simpel te voorkomen. We staan ietsje eerder op, gaan iets vroeger van huis weg en controleren de avond voor de wedstrijd of alle voetbalspullen in de tas zitten. Voor medespelers en trainers is het altijd prettig als iedereen op tijd aanwezig is. Zij hoeven niet ongerust te zijn, of hun lakse teamgenoot wel komt, en zij hoeven zich ook niet te haasten om op tijd bij de tegenstander te komen. (tip voor de leiders: In de voorbereiding is het belangrijk dat het voltallige team samen op weg gaat. Vermijd zoveel mogelijk het apart reizen naar uitwedstrijden. Niet goed voor het teamgevoel.)

9. Zeg niet onnodig af!

Geef tijdig bericht van verhindering door! Wacht nooit tot het laatste moment. Zonder reden of kennisgeving wegblijven is natuurlijk helemaal uit de boze. Een dergelijke handelswijze is nooit te verantwoorden en in zulke gevallen kan niet streng genoeg worden ingegrepen. De spelers moeten het nooit zover laten komen! Tegenover de leider is het al zeer oneerbiedig om hem zo voor een voldongen feit te plaatsen en zijn toch al niet gemakkelijke taak nog meer te verzwaren. Het is laf als je zomaar je teamgenoten in de steek laat, die zich nu zonder jouw extra moeten inspannen, zelfs al zou een invaller het team completeren. De slapjanussen, die weinig ruggengraat tonen, moeten goed duidelijk worden gemaakt wat voor funeste invloed hun afschrijven (of te laat komen) of wegblijven op de homogeniteit en de sportieve prestaties van hun ploeg kan betekenen

Hoewel het spel een plezier moet blijven en men niet verstandig doet er met tegenzin aan deel te nemen, dienen de spelers zich wel bewust te zijn, dat het lidmaatschap van een vereniging naast de vele voordelen ook bepaalde verplichtingen met zich meebrengt. Als goed lid heeft men deze na te komen! Als men afschrijft door ziekte of familieomstandigheden is dat natuurlijk geen enkel probleem, wel als men een keertje geen zin heeft. Als het met de verrichtingen van het team niet naar wens gaat komt dit wel vaker voor. Juist dan dient de echte sporter wel aanwezig te zijn. Blijven proberen er iets van te maken. Als dat dan uiteindelijk lukt, is de voldoening en de ontlading des te groter.

10. Maak nooit misbruik van een sportieve daad van je tegenstander

Wanneer je tegenstander bij een uitbal de bal voor je gaat halen en teruggeeft, terwijl hij zelf nog buiten het veld staat, wacht dan even met ingooien totdat hij binnen de lijnen is teruggekeerd en zijn plaats weer heeft kunnen innemen. Als men hierbij wil aanvoeren dat men altijd zo snel mogelijk moet handelen om het spel te hervatten gaat dat in deze situatie niet op. Anders wordt het wanneer je zelf kan ingooien en de tegenpartij staat te dromen. Dan kan je daarvan profiteren door snel mogelijk in te gooien. Maak er in dit voorbeeld geen misbruik van , dat is zuiver een kwestie van sportiviteit.

11. Speel niet door, wanneer een tegenstander gewond in het veld ligt.

Het komt voor, dat een speler geblesseerd op het veld ligt en de scheidsrechter het spel daarvoor niet onderbreekt. Speel dan niet door maar trap de bal buiten de lijn ook al zal je partij een gunstige speelpositie moeten prijsgeven. Alhoewel de spelregels voorschrijven dat de scheidsrechter alleen dan het spel mag stil leggen als hij zelf overtuigd is van de ernst van de blessure zal het niet altijd voor hem mogelijk zijn om dit te constateren. Zelf juich ik het toe als scheidsrechters in dit opzicht niet al te veel risico’s nemen en aan de gezondheid van de spelers prioriteit geven. Zeker bij het jeugdvoetbal. Een scheidsrechter met ervaring en mensenkennis zal de onsportieve komedianten, die hiervan eventueel misbruik zouden maken, gauw genoeg kunnen onderscheiden.

12. Houd je niet afzijdig, als je tegenspeler in jouw omgeving een blessure oploopt.

Ook bij fair-play kan een voetballer door een botsing geblesseerd raken. Al is er geen opzet in het spel , doe je sportieve plicht, en toon even belangstelling voor je tegenstander. Toon hierbij nooit onverschilligheid en gedraag je niet trots als je een duel door een steviger lichaam hebt gewonnen van je tegenstander.

13. Blijf correct bij het toepassen van de spelregels

Wanneer je zeker weet, dat de bal corner is tracht dan niet de scheidsrechter te misleiden en de bal naar je keeper te spelen, en dus net te doen of “je neus bloedt.” Wees ook hierin eerlijk en draag ertoe bij dat de tegenstander de hoekschop krijgt als deze daar recht op heeft. Of je team dan voor staat of achter staat dat mag op deze houding nooit van toepassing zijn. De scheidsrechter neemt toch de beslissing naar eigen waarneming zodat je er bijna nooit iets mee zult bereiken.

14. Protesteer niet of slechts in het alleruiterste geval.

Reeds uit technisch oogpunt verdient protesteren geen aanbeveling. Het protest is bijna altijd gebaseerd op een andere waarneming en niet op een verkeerde toepassing van de spelregels. Het indienen van een protest is een tijdrovende aangelegenheid. Bovendien kunnen we aannemen dat een scheidsrechter, die zijn spelregels niet of niet voldoende kent, tot een grote uitzondering behoort. Alleen al vanuit die optiek ga slechts in het aller uiterste geval tot protesteren over. Voor de jeugd gelden ook andere grondslagen waarop de motieven voor het niet indienen van een protest zijn gebaseerd. Ten aanzien van de jeugd geldt hier alleen al het opvoedkundige aspect. In de sport mogen wij namelijk onder geen beding als gevolg van ontevredenheid, de bij ieder mens aangeboren prikkel tot revolutionaire actie opwekken. Integendeel. We moeten deze ontevredenheid en dit tekort aan zelfbeheersing juist onderdrukken. De spelers moeten zoveel vertrouwen hebben in de scheidsrechter, zodanig ook in het leren berusten in de gevolgen van zijn beslissingen, dat in hun brein het gevoel van protest mag gaan beheersen. De sportieve speler aanvaard alle beslissingen – juist of niet – zonder morren en ook zonder teruggrijpen naar reglementaire mogelijkheden via een wedstrijdsecretariaat. Bij ingediende protesten blijkt maar al te vaak dat beide partijen elkaar niet begrijpen en zelfs wantrouwen waardoor een simpel meningsverschil kan uitgroeien tot een betreurenswaardig conflict. Een conflict dat soms lange tijd kan nawerken en dat de onderlinge verhoudingen tussen de betrokken personen/clubs/scheidsrechter nu niet bepaald ten goede komt. Dit moet worden vermeden. Dat is alleen mogelijk wanneer van de gelegenheid tot protesteren “als laatste redmiddel in de nood” geen gebruik wordt gemaakt.

15. Ben je grensrechter, wees eerlijk en neutraal.

Wanneer je als reserve wordt aangewezen, om tijdens een wedstrijd als assistent scheidsrechter te fungeren, bedenk dan, dat je gedurende anderhalf uur de arbiter assisteert en in deze periode- als uitzonderingsgeval – niet uitsluitend de belangen van je eigen club mag behartigen. Gedurende de hele speeltijd maak je onderdeel uit van de leiding en dien je als zodanig eerlijk en strikt neutraal te zijn. Je mag dus geen clubgenoten tijdens het spel aanwijzingen geven en hen zeker niet bij het vlaggen voordeel geven. In deze functie sta je, evenals de scheidsrechter, boven de partijen. Gezien de opvattingen die je nogal eens langs de lijn hoort (bijvoorbeeld: “Een clubgrensrechter is altijd goed voor een paar extra competitiepunten”) moge het duidelijk zijn dat niet iedereen het met punt 16 eens zal zijn. Dat door het niet altijd even eerlijk optreden van clubgrensrechters nogal eens irritatie langs de lijnen ontstaat is onlangs weer gebleken uit een onderzoek van de KNVB afdeling West II. Deze had tot taak uit te zoeken waarom er juist in de regio Rotterdam zoveel meer agressie op en rond de velden voorkomt, in vergelijk met andere delen van het land. Het optreden van clubscheidsrechters en clubassistent scheidsrechters speelde hierin een voorname rol. Ook voor de eigen jeugd is het van belang dat ze waarnemen dat je langs de lijn eerlijk de vlag hanteert. Anders maak je je ten opzichte van je eigen spelersgroep ook ongeloofwaardig.

16. Scheld nooit op medespelers, tegenstanders of scheidsrechter

Het komt al bij de allerkleinsten voor. Schelden. Vaak nog eerder op de eigen medespelers dan op de tegenstander of de scheidsrechter. Dit schelden moet direct door de teamleiding worden aangepakt. Laat direct merken dat dit gedrag niet wordt geaccepteerd. Iedereen moet het gevoel hebben iets bij te kunnen dragen aan het team. Deel uit maken van… Als de betere spelers zich gaan afreageren op de mindere ontstaat er al snel een onwerkbare situatie. Dat manifesteert zich nog niet direct als een enorm probleem, want daarvoor zijn de spelers bij de F en E nog te jong, maar dat komt pas later. Bij de oudere jeugd worden de excessen al snel onhoudbaar. Als er spelers schelden: direct uit het veld halen. Bij herhaaldelijk schelden schorsen, bij geen verbetering van gedrag royeren als lid. Alleen op deze manier kan er een prettig sportklimaat ontstaan waarin iedereen zich prettig en veilig voelt. Een goed beleid op dit gebied dient bij de club door de verantwoordelijken eigenlijk als prioriteit nummer 1 te worden aangestuurd. Ik ben nog steeds van mening dat begeleiders van wedstrijden voor 95 % medeverantwoordelijk zijn voor de sfeer in en rondom het veld. Als een scheidsrechter iets niet ziet of hoort, grijp dan als coach zelf in. Durf je speler, die zich misdraagt zelf uit het veld te halen, ook al speel je dan met een of zelfs met twee man minder.

17. Aanvoerder bedankt na afloop de scheidsrechter

Na afloop van de wedstrijd dient de vertegenwoordiger van het elftal de scheidsrechter te bedanken voor de leiding. Op dezelfde correcte manier waarop hij voor het begin van de aftrap zich aan de scheidsrechter en aanvoerde van de tegenpartij heeft voorgesteld. Onder geen enkele voorwaarde, ook niet als hij teleurgesteld is, mag hij dit nalaten. Teleurstellingen zijn er immers, om de sporters op de proef te stellen, hen te sterken en op te voeden.

18. Geef je tegenstander(s) na afloop van de wedstrijd altijd een hand

Hoe de wedstrijd ook afloopt, geef je tegenstander(s) na afloop een hand. Feliciteer ze of laat je feliciteren. Ook als het geen leuke wedstrijd was toch gewoon even ‘handje schudden’. zoals we bij de F-Pupillen altijd plegen te zeggen. (zie ook punt 17)

Het Wilhelmina ’08 bestuur